Enkele seconden nadat ik binnen ben gekomen loopt Harald binnen.

Eigenlijk kan ik beter zeggen dat Harald binnenkwam, want lopen kan ik het niet echt noemen.

Het gezegde ‘zijn ziel onder zijn arm hebben’ is hier enorm van toepassing.

Direct wanneer ik de lichaamstaal van Harald lees schreeuwt alles in mij “Wat doe ik hier?”, “Haal me hier weg”.

Om het allemaal nog mooier te maken geeft de begeleidster ons aan dat we vandaag gaan kleien.

“Hoe ben ik hier terecht gekomen?”

“We gaan klei uitrollen, er een rabarberblad op leggen en deze vervolgens uitsnijden” legt Anja, onze begeleidster, uit in een iets te kinderachtig toontje.

“Ik hoor hier toch niet thuis?”

“Maar voor we beginnen wachten we nog even op Fleur. Ze zal er zo wel aankomen.” gaat Anja verder in het kinderachtige toontje.

“Ah super, hopelijk is ze net zo enthousiast als Harald.” denk ik terwijl ik Harald diep hoor zuchten.

“Heb je iets met klei?” vraagt Anja opgewekt aan Harald. “Nee.” antwoordt Harald kort maar krachtig.

Na een kleine pauze vervolgt hij de zin “Ik heb sowieso een hele slechte ochtend.”.

“Zo, pak aan Anja. Die heb je alvast binnen.” dacht ik.

Er schieten allerlei gedachten door mijn hoofd. Wat zou een slechte ochtend inhouden voor Harald?

Kan ik hem vragen stellen? Kan ik gewoon met hem communiceren of is het beter dat ik hem maar gewoon laat?

Dan komt Fleur binnen. Ze zal mijn leeftijd zijn, misschien iets jonger.

Op de een of andere manier stelt het me gerust dat Fleur rustig en zichtbaar down binnenkomt.

In tegenstelling tot Harald herken ik mezelf in Fleur.

Het is duidelijk dat Fleur geen gemiddelde jonge vrouw is van haar leeftijd. Het is duidelijk dat Fleur hier is vanwege problemen.

Maar ze heeft niet de afwezigheid, de verstrooidheid die Harald wel uitstraalt.

“Ik moet dit sowieso een kans geven. Ik kan niet na één sessie besluiten dat dit niets voor mij is.”

Opgewekt en nog steeds irritant kinderachtig gaat Anja verder met de uitleg van ons aanstaande project.

Vervolgens mogen we een schort om doen en aan de slag met het kneden en uitrollen van klei.

Voor ik het weet ben ik bezig met het maken van mijn derde rabarberblad.

“Vind je het leuk om met klei te werken?”
– “Nee, eigenlijk niet perse. Ik heb niets klei.”

Voor ik er erg in heb concentreer ik me op de klei, op het uitrollen van de klei, op het plaatsen van het blad en het voorzichtig uitsnijden van het blad.

Het zal me echt een worst wezen of het blad er mooi uit komt te zien.

Maar tegelijkertijd is het uitsnijden van het blad wel het enige waar ik op dat moment op focus.

Misschien is dit zo gek nog niet.