Ik ben bang.
Bang om te lachen.
Bang om te genieten.
Bang om te leven.
Ik ben bang dat jij het ziet, de kraan dicht draait.
Mij wanhopig achterlaat met de gedachten “waar is het gebleven?”
Ik durf geen stap te zetten.
Ik durf geen ja te zeggen.
Ik durf geen hoop binnen te laten.
Ik durf niet toe te laten dat het lijkt alsof het beter gaat.
Ik ben bang dat jij erachter komt en binnen een paar minuten alles weer kapot maakt.
Ik wil niet langer slaaf zijn van jouw beperking.
Maar ik sta er ’s ochtends mee op, ga er ’s avonds mee naar bed en heb er geen erg in.
Er moet toch iets zijn dat mij verlost en jouw kan temmen.
Iets waardoor jij stilstaat en ik niet stop met rennen.