Je bent smerig.
Vies.
Laf en gemeen.
Ik ren ver van je weg.
Maar waar ik ook ben, jij komt daarheen.
Weet waar mijn pijn zit en geeft daar extra druk.
Schopt me onderuit, rolt me op mijn buik en staat op mijn rug.
Tuft me nog eens vol in mijn gezicht, gaat vol voor de duisternis en staat altijd in mijn licht.
Je bent de eerste die me zegt dat ik iets niet kan.
Fluistert zachtjes in mijn oor “Geef het toch op man”.
Maar ik verlies niet, ik geef niet op.
Je bent een lafaard, zwak en klein.
We moeten ons beide beseffen dat jij zo groot bent, als ik je laat zijn.